“God, hoort U mij wel?” Het is een gedachte die we allemaal wel eens hebben. We bidden om iets of vragen God om hulp, maar het lijkt soms alsof de hemel gesloten is. Alsof God ons niet hoort. Dit kan ons doen twijfelen: aan Gods bestaan of aan onszelf als gelovigen. Zijn we wel goede christenen? Een persoon die dit gevoel goed kende, was Hanna. In het Bijbelgedeelte dat we lazen, zien we hoe Hanna jarenlang de kinderzegen niet mocht ontvangen. In die tijd werd dit als een schande beschouwd.
Een onvruchtbare vrouw werd niet als volwaardig gezien, maar gelukkig weten we nu beter. Ondanks Hanna’s onvruchtbaarheid hield Elkana, haar man, intens van haar. Hij gaf haar zelfs het mooiste stuk van het offervlees, maar toch bleef Hanna diepbedroefd. Ze besloot naar de tempel te gaan, waar ze vurig bad om een kind. Uiteindelijk ontving ze de kinderzegen. Ze kreeg een zoon en noemde hem Samuel, want, zo zei ze, “ik heb hem van de Heer ontvangen.”
Laten we Hanna eens naast Maria plaatsen. Waar Hanna jarenlang moest bidden voor een kind, kreeg Maria op jonge leeftijd Jezus. Uit onderzoek blijkt dat Maria waarschijnlijk veertien of vijftien jaar oud was toen ze zwanger werd van Jezus. In die tijd was dat een normale leeftijd om moeder te worden, maar het blijft bijzonder. Soms kan het oneerlijk aanvoelen dat sommigen zegeningen ontvangen zonder erom te vragen, terwijl anderen een leven lang bidden en pas laat, of zelfs nooit, die zegen krijgen. Hierop is geen eenduidig antwoord te vinden.
Ieder verhaal is anders, iedere weg met God is uniek. Toch leert het kerstverhaal ons iets belangrijks: hoe groot onze zorgen, ons onbegrip of onze vragen ook zijn, we mogen ze altijd bij de kribbe brengen. Net als de herders mogen we knielen voor Koning Jezus en al onze zorgen aan Hem bekendmaken. We mogen net zoals Hanna weten dat onze gebeden verhoord worden, alleen is het antwoord op het gebed niet altijd wat wij willen. Dan mogen wij vasthouden aan Jezus. Hij is het Licht in de duisternis.
PR. J. Nentjes